Deze ‘Verwijsafspraken medisch-specialistische zorg’ zijn vastgelegd met als doel om bestaande verwijsafspraken te verhelderen en landelijk duidelijkheid te creëren.
Dit zijn de verwijsafspraken tussen eerstelijnsverwijzers en medisch-specialistische zorg. Onder medisch-specialistische zorg verstaan we zorg conform de NZa-regelgeving.
Deze verwijsafspraken zijn vastgelegd voor alle verwijzers, zoals huisartsen en medisch specialisten, en andere professionals die betrokken zijn bij een verwijzing. Onder meer polikliniekmedewerkers in een ziekenhuis of kliniek en poliassistentes bij een huisartsenpraktijk. Ook voor patiënten en zorgverzekeraars geeft het document helderheid over de bestaande verwijsafspraken.
Betrokken partijen
De afspraken in dit document zijn tot stand gekomen in samenwerking met:
Zorgverzekeraars bepalen welke zorgaanbieders zij (naast de huisarts) als geldige verwijzer opnemen in hun polisvoorwaarden voor de verwijzing naar de tweede lijn. Zie tabel op www.ordz.nl/verwijsafspraken.1
Daar waar medisch specialist staat, kan ook Verpleegkundig Specialist (VS), Physician Assistent (PA) of een andere behandelaar in de tweede lijn gelezen worden.
Een schriftelijke verwijzing is één jaar geldig na de afgiftedatum, tenzij anders staat aangegeven op de verwijzing. Dat betekent voor de patiënt dat binnen deze termijn een eerste afspraak moet hebben plaatsgevonden.
Zolang de behandeling niet is afgerond en de patiënt niet terugverwezen is naar de huisarts, mag een patiënt terugkomen voor dezelfde zorgvraag en is een nieuwe verwijzing niet nodig. Uit het dossier van de patiënt moet de status van het zorgtraject (afgerond/niet afgerond) blijken.
In deze situaties kan een nieuwe verwijzing noodzakelijk zijn:
De patiënt meldt zich met een nieuwe zorgvraag.
De medisch specialist heeft de behandeling afgesloten, de patiënt is terugverwezen naar de huisarts en meldt zich opnieuw bij de huisarts met dezelfde zorgvraag (voor hetzelfde specialisme). De medische specialist moet in het medisch dossier vastleggen dat de patiënt is terugverwezen en de huisarts dient, met een brief, geïnformeerd te worden. Bij het afsluiten van de behandeling dient uitgegaan te worden van de medische richtlijnen.
Wanneer complicaties direct gerelateerd aan de oorspronkelijke zorgvraag en behandeling optreden, is geen nieuwe verwijzing noodzakelijk. Dit geldt ook wanneer al een afsluitende brief verstuurd is.
Hierbij wordt uitgegaan van de volgende definitie van complicatie: Een complicatie is een onbedoelde en ongewenste gebeurtenis of toestand tijdens of volgend op medisch specialistisch handelen, die voor de gezondheid van de patiënt zodanig nadelig is dat aanpassing van het medisch (be-)handelen noodzakelijk is dan wel dat er sprake is van onherstelbare schade. De complicatie is geconstateerd gedurende de behandeling of bij de direct daarop volgende poliklinische controle, dan wel binnen een door de wetenschappelijke vereniging bepaalde periode vanaf het begin van de behandeling. Het resultaat van de feitelijke medisch specialistische behandeling, de waarschijnlijkheid van de complicatie en de eventuele aan- of afwezigheid van schuld zijn niet van belang.
Nee, voor zorg uit het aanvullende pakket hoeven huisartsen geen verwijzing te sturen. Als het om medisch noodzakelijke redenen van belang is dat informatie over de patiënt bekend is om de ingreep te kunnen uitvoeren, kan de huisarts wél een verwijzing sturen. Bijvoorbeeld wanneer een patiënt onderliggende aandoeningen heeft die van belang zijn om te weten voorafgaand aan de ingreep/behandeling of als de patiënt zodanige klachten heeft dat een ingreep van medisch belang is.
Soms heeft een patiënt geen verwijzing nodig, maar wel een verklaring. Een verklaring kan worden afgegeven door een arts die een uitspraak kan doen over de diagnose. Op basis van deze verklaring kan de zorgverzekeraar vaststellen of de patiënt een vergoeding krijgt. Voor vergoedingen uit het aanvullende pakket hoeven huisartsen geen verklaringen af te geven, tenzij medisch noodzakelijk. Het is de verantwoordelijkheid en de taak van de verzekeraar om te controleren of een verzekerde recht heeft op vergoedingen uit het aanvullend pakket.
Een telefonische verwijzing is géén geldige verwijzing. Er moet altijd een schriftelijke verwijzing zijn (bij voorkeur digitaal, via een verwijsapplicatie zoals ZorgDomein. Een papieren verwijzing is ook geldig). Uit het dossier moet blijken dat een verwijzing rechtmatig is. De specialist moet, vóór de eerste afspraak, in het bezit zijn van een schriftelijke onderbouwing van de zorgvraag door de verwijzer.
Het is verplicht dat de AGB-code van de verwijzer, praktijk of zorgorganisatie vermeld staat op de verwijsbrief. Daarnaast dienen de volgende gegevens te worden vermeld:
Persoonsgegevens van de verwezen patiënt
Naam en functie van de verwijzer, of naam van zorgorganisatie/praktijk
Bij een acute zorgvraag is geen verwijzing vanuit de eerste lijn nodig. Er is sprake van acute zorg wanneer zorg die zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen enkele uren, verleend moet worden om overlijden of onomkeerbare gezondheidsschade als gevolg van een ongeval of een aandoening te voorkomen. Uit het dossier moet blijken dat er een verwijzing is geweest als de patiënt niet binnen enkele uren medisch specialistische zorg nodig heeft. Ongeacht of al telefonisch contact is geweest tussen de medisch specialist en de verwijzer. Link: Medisch-specialistische zorg (Zvw) | Verzekerde zorg | Zorginstituut Nederland
De acute zorg kan geleverd worden op de SEH, maar ook op een niet-SEH afdeling (bv. Verloskundige Zorg of Eerste Harthulp). Uit de verslaglegging moet blijken dat sprake is geweest van acute zorg. Link: Richtlijn Gegevensuitwisseling acute zorg (nhg.org)
Nee, als een patiënt onder behandeling is van een specialist en tijdens een consult wordt een nieuwe zorgvraag geconstateerd, dan mag de specialist naar zichzelf of een andere specialist verwijzen. Dit dient vastgelegd te worden in het medisch dossier en per brief aan de huisarts gemeld te worden. Wanneer een patiënt thuis nog meer klachten ervaart die niet in relatie staan tot de zorgvraag waarvoor hij/zij in het ziekenhuis of de kliniek wordt behandeld, dan moet de patiënt naar de huisarts voor een nieuwe verwijzing.
Ja, dat mag. Als een medisch specialist een nieuwe zorgvraag constateert, dan kan hij/zij zelf verwijzen naar het andere specialisme. Dit geldt ongeacht of de nieuwe zorgvraag gerelateerd is aan de initiële zorgvraag.
Ja, dat mag. Als de patiënt verwezen moet worden naar een andere zorgorganisatie kan de medisch specialist deze verwijzing maken.
Bij een verwijzing van de tweede naar derde lijn is geen verwijzing nodig van de huisarts, maar van de medisch specialist.
Ja, dat mag. Als de patiënt verwezen moet worden naar een andere zorgorganisatie kan de medisch specialist deze verwijzing maken.
Bij een verwijzing van de tweede naar derde lijn is geen verwijzing nodig van de huisarts, maar van de medisch specialist.
Ja. Als de medisch specialist een hulpmiddel, diagnostiek of paramedische behandeling voorstelt, kan de medisch specialist dit zelf aanvragen en vermelden in de correspondentie aan de huisarts dat de aanvraag is gedaan. Hiervoor is geen verwijzing nodig. Een dergelijke aanvraag hoeft niet door de huisarts te worden verricht.
De patiënt heeft een verwijzing nodig van een bevoegde verwijzer (bijvoorbeeld de arts die betrokken is bij het wetenschappelijk onderzoek).
In dit geval is een verwijzing noodzakelijk, maar verwijzer is niet verplicht een AGB-code te hebben. Het RIVM is in deze situatie de verwijzer.
Nee, een verwijzing wordt gedaan naar één specialisme of specifiek zorgpad. Een huisarts stelt de indicatie vast voor de verwijzing en bepaalt ook naar welk specialisme hij/zij verwijst. Het ziekenhuis of de kliniek controleert dit maar kan hier van afwijken.
Ja, dat mag.
Bij een verzoek tot second opinion van de patiënt maakt in principe de behandelend medisch specialist de verwijzing voor de second opinion, en niet de huisarts. Op expliciet verzoek van de patiënt mag de huisarts het wel doen.
De medisch specialist waar de patiënt onder behandeling is, draagt de patiënt over naar het ander(e) ziekenhuis of kliniek. De medisch specialist informeert de huisarts over deze transfer.
Nee, dit mag niet. De uitzondering hierbij is een basisarts die in een verpleeghuis werkt.
Ja, dit mag. Onder de derde lijn vallen academische ziekenhuizen en expertisecentra (het merendeel van de expertisecentra bevindt zich in academische ziekenhuizen). De expertise van de academische ziekenhuizen verschilt, echter huisartsen kunnen, via het profiel zoals aangegeven in het digitale verwijsmiddel zoals ZorgDomein, patiënten rechtsreeks verwijzen naar een academisch ziekenhuis.
Nee, op het moment dat een huisarts een verwijzing heeft gemaakt naar ziekenhuis/kliniek A en een patiënt wil vóórdat het zorgtraject is gestart (bijvoorbeeld vanwege een lange wachttijd) naar ziekenhuis/kliniek B dan hoeft de huisarts geen nieuwe verwijzing te sturen. Ziekenhuis/kliniek B kan de behandeling starten op grond van de oorspronkelijke verwijzing naar ziekenhuis/kliniek A, er is geen nieuwe verwijzing nodig die specifiek gericht is aan ziekenhuis/kliniek B. De patiënt kan met een digitale verwijzing of met een papieren verwijzing een afspraak maken in ziekenhuis/kliniek B.
Nee, dat mag niet. De verwijzing dient vooraf gestuurd te zijn.
Overige situaties
In dit geval verwijst de patiënt zichzelf en dient in het ziekenhuis verwijzertype 8 vastgelegd te worden: Verwezen patiënt niet-SEH vanuit eerste lijn. De huisarts hoeft hiervoor geen verwijzing te sturen.
De man heeft geen aparte verwijzing nodig. Strikt genomen moet de verwijzer voor de man de gynaecoloog zijn (door het ziekenhuis kan verwijstype 7 worden ingevuld, verwijzend zorgtraject kan niet gevuld worden).
Een verwijsbrief is noodzakelijk bij iedereen die een Nederlandse zorgverzekering heeft. Voor patiënten met een buitenlandse zorgverzekering is geen verwijsbrief noodzakelijk, tenzij deze eis wel wordt gevraagd door de buitenlandse zorgverzekeraar.
Sinds 1-1-2022 mag het RIVM rechtstreeks doorverwijzen naar een (gespecialiseerde) kinderarts bij een positieve/afwijkende uitslag van een hielprik. In dit geval wordt verwijstype 8 (verwezen patiënt niet-SEH vanuit eerste lijn, maar verwijzer heeft geen AGB-code) gebruikt.
Als een patiënt na eerstelijns diagnostiek direct naar de SEH is verwezen, bijvoorbeeld na het zien van een breuk op een röntgenfoto, dan mag de aanvraag voor het diagnostische onderzoek als verwijzing gezien worden. Dit is alleen van toepassing als de patiënt dezelfde dag doorverwezen is naar de SEH. Als de patiënt laat in de avond op een functieafdeling is gezien en doorgezonden naar de SEH, maar de afspraak is de volgende dag vroeg in de ochtend, dan is dit ook toegestaan.
Als uit klinische genetisch onderzoek bij een kind blijkt dat ook genetisch onderzoek moet plaatsvinden bij de ouders (en eventueel broertjes/zusjes) dan kan de verwijzing van het kind ook gebruikt worden als verwijzing voor de ouders en broertjes/zusjes. Dit geldt ook andersom. De verwijzing is geldig voor 1e en 2e graad familieleden.
Wanneer iemand tijdens tijdelijk verblijf in het buitenland letsel oploopt en er een operatie-indicatie is en behandeling in Nederland plaats kan vinden, kan de patiënt contact opnemen met de traumapoli in een ziekenhuis in Nederland. In dit geval kan in het ziekenhuis verwijstype 8 worden gebruikt (verwezen patiënt niet-SEH vanuit eerste lijn, maar verwijzer heeft geen AGB-code). De Nederlandse specialist (traumachirurg of orthopedisch chirurg-traumatoloog) kan een definitief behandelplan maken waarbij een brief/röntgenfoto uit het buitenlandse ziekenhuis volstaat. De tussenkomst van een huisarts is hierbij niet noodzakelijk.